In hoeverre geef ik me bloot?

Een interview over versieren en bedekken

Dit interview gaat over jezelf bedekken als vrouw. En over wie dat bepaalt. Welke boodschappen geven wij af met onze kleding, met ons uiterlijk?

Nezahat: de maatschappij waarin ik leef

‘Ik zou willen dat mensen mijn geloofsuiting zien als iets dat normaal is en niet bedreigend. In Nederland wil ik met mijn kleding zeggen: ‘kijk, ik ben net als jullie, maar dan met hoofddoek.’ Bedekking is voor mij juist de bekrachtiging van mijn vrouwelijkheid’.

‘In de islam is ruimte om je eigen inzicht te volgen. Wanneer er in de geloofstraditie onenigheid bestaat over de uitvoering van bepaalde geboden, waar de tekst zinnebeeldig is en ruimte biedt voor interpretatie, zoek ik zelf naar een oplossing die het beste past in de maatschappij waarin ik leef.’

Hoofd, borst, hals
Zeg tot de gelovige mannen dat zij hun blikken neerslaan en hun eerbaarheden wél bewaren. Dat houdt hen reiner. En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij haar blikken neerslaan en haar eerbaarheden wél bewaren en dat zij haar sierraad niet tonen behalve wat daarvan zichtbaar is en laten zij haar sluiers over haar boezem (hals) dragen en haar sierraad niet openlijk tonen , behalve aan hun echtgenoten of hun vaders…’( de Koran, hoofdstuk 24: 30,31).

‘Ik kan niet anders dan lezen dat een vrouw haar hoofd, hals en borst moet bedekken. Een goede moslim mag niet willen opvallen door uiterlijk en moet de eerbaarheid bewaren, zowel man als vrouw. Ik volg de eerste regel door het dragen van een hoofddoek die mijn hoofd en hals bedekt en kleding die mijn borst bedekt. De tweede regel is gecompliceerder, want wel of niet opvallen is afhankelijk van de omgeving waarin je leeft.’

Omgeving
‘In onze westerse samenleving waarin weinig vrouwen een hoofddoek dragen zou ik juist te veel opvallen met een vormeloze zwarte jurk en zwarte hoofddoek. En in een islamitische samenleving waar de meeste vrouwen zwarte hoofddoeken en zwarte vormeloze jurken dragen zou ik weer teveel opvallen met mijn kleurige hoofddoek, witte blouse, paars truitje en mijn lange rok. Het is voor mij een constant zoeken naar de juiste balans tussen de essentie van het geloof en de uitvoering daarvan.’

Jezelf blijven
‘Het dragen van zwarte vormeloze jurken zie ik als vrouwonvriendelijk. Daar wil ik niet aan mee doen. Dat is mijn individuele keuze, daar heb ik over nagedacht. Maar als ik in een gemeenschap zou wonen waarin deze kleding gangbaar is, koos ik voor een donkere jas over de kleding van mijn eigen keuze. Zo pas ik me aan en blijf ik mezelf. Zo laat ik zien dat ik het gebod van de bedekking met overtuiging volg én respect heb voor de cultuur waarin ik leef.’

De essentie van bedekken
‘Bedekken heeft twee kanten, een uiterlijke kant en innerlijke kant. De profeet zegt dat het uiteindelijk gaat om de bedekking van het innerlijk. Met het innerlijk wordt bedoelt dat je de negatieve kanten van je ego bedekt met een kleed. Daardoor krijgen de positieve kanten de kans naar boven te komen. En daardoor kan je je negatieve kanten onderrichten.’

Verantwoordelijkheid
‘Said Nursi, een grote 19e eeuwse geleerde uit Turkije geeft hierover een mooie uitleg met een vers uit de Koran, hoofdstuk 33 vers 72: Wij hebben de hemelen en de aarde en de bergen een toevertrouwde taak aangeboden doch zij weigerden die op zich te nemen en waren er beducht over. En de mens heeft haar op zich genomen. Hij was immers een onrechtdoener en een onwetende’. Said Nursi beschrijft hoe God op zoek ging naar iets of iemand die de drager van het geloof zou willen worden. De hemel en de bergen wilden niet en uiteindelijk kwam God uit bij het ego van de mens. Maar hiermee is het ego een grote verantwoordelijkheid aangegaan. Wanneer het ego namelijk te sterk wordt, zal hij het anderen willen onderdrukken (Zalim); wanneer de mens zichzelf niet onderricht en niet weet wat hij of zij draagt, wordt de mens een Jahil, een onwetende.’

De kracht van de vrouw
‘Ik heb moeite met de seksueel uitdagende houding die vrouwen soms aannemen, ook sommige hoofddoekdragende vrouwen. Vrouwen die hun verleiding gebruiken om iemand te zijn, benaderen het vrouwzijn op een primitieve manier: ze verlagen zichzelf en brengen anderen in verwarring. Voor mij staat de vrouw voor barmhartigheid, vrijgevigheid, het behoeden van relaties, liefde en schoonheid. Bedekking is juist de bekrachtiging van vrouwelijkheid, een waarde die beschermd en gekoesterd zou moeten worden.’


Judith: de opdracht om te genieten

‘Ik vind het mooi wanneer mannen en vrouwen tot op zekere hoogte van elkaar kunnen genieten. Ik vind dit zelfs getuigen van respect voor de schepping, in die zin zou genieten van de schoonheid van de ander zelfs een mitswe, een opdracht kunnen zijn.’

Pruiken en sjaaltjes
‘In de joodse traditie kennen we de term tsenioet. Het heeft te maken met het hebben van zelfvertrouwen en tegelijkertijd gepaste nederigheid zonder je waardigheid te verliezen. Tsenioet ligt ten grondslag aan de kledingvoorschriften van vrouwen. Voor orthodox joodse vrouwen betekent dit dat ze hun lichaam bedekken met lange rokken en hooggesloten truitjes. Getrouwde vrouwen bedekken ook hun haar. Afhankelijk van de stroming kan dat met pruiken, sjaaltjes, hoedjes en mutsjes. Bij sommige stromingen is een sjaaltje genoeg. Het laat zien dat alleen je wettige man je gehele prachtige haardos te zien krijgt.’

Vrijheid en sensualiteit
‘Dat wel een krul onder je sjaaltje zichtbaar mag zijn, spreekt mij aan. Ik houd van een zekere vrijheid binnen de traditie, omdat ik het gevoel heb dat deze vrijheid respect toont voor mijn gevoel voor verantwoordelijkheid. Die ene krul die onder het doekje uit mag komen zonder te worden afgestraft, staat voor mij symbool voor de vrijheid van het individu binnen de traditie en voor sensualiteit. Sensualiteit in de zin van een nauwelijks definieerbare, poëtische en subtiele aantrekkingskracht tussen mensen. Zeker, ik wil benaderd worden als mens, als vrouw en niet als seksuele prooi. Ik wil niet dat mensen met wie ik in gesprek ben de hele tijd afgeleid zijn door een te diep decolleté. Maar een beetje prettig afgeleid, mag dat wel?’

‘Deze subtiele afleiding kan ook veroorzaakt worden door een prachtig gevormde hand van een verder compleet bedekte moslima. Door een elegante schoen, een welving in een hals, de vorm van iemands lippen of ogen. Mannen bezitten deze zelfde subtiele sensualiteit natuurlijk ook: een goed gevormde hand met krachtige vingers, een oogopslag, een moedervlekje op een lip, een aantrekkelijke lach.

‘En zij schaamden zich niet voor elkaar’, zo was het in het begin van de schepping (in het eerste bijbelboek genesis 2:25). Maar toen de mensen in het Paradijs zich bewust werden van hun naaktheid (en dus ook van hun kwetsbaarheid), schaamden zij zich. Ze wilden hun lichaam bedekken. Rasji, een middeleeuwse Franse rabbijn zei dat God de naaktheid van de mens toen bedekte met geboden of wel traditie, cultuur. Beschaving en kleding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

‘Ik denk dat het altijd weer gaat om de balans tussen individu, traditie en omgeving. Dit is een dynamisch geheel waarin geen statische of absolute oplossingen te vinden zijn. Ik geloof wel in antwoorden die voor lange tijd hun waarden behouden, maar het dynamische aspect ervan laat zien hoe groot het belang is van de verantwoordelijkheid van de mens zelf’.


Stella: met mijn hoofddoek voel ik mij als een vis in het water

‘Ik voel me prettig met mijn islamitische kleding, die mij beschermt tegen kou, ongewenste blikken en ongewenste intimiteiten. Bovendien heb ik er, vanaf mijn jeugd, al een hekel aan om veel aandacht en moeite aan mijn uiterlijk te moeten besteden. En door de hoofddoek ben ik ontslagen van de kappersbezoeken!’

Lange broek
‘Ik ben geboren in een Rooms-Katholiek gezin en heb goede herinneringen aan mijn katholieke jeugd, thuis, op school en in de kerk. In de vijftiger jaren was de kleding van de vrouw door godsdienst en cultuur aan banden gelegd. Op onze meisjesschool mochten wij bijvoorbeeld geen lange broek dragen, want dat was jongensachtig. Als het ’s winters koud was, deed mijn moeder ons wel een lange broek aan, maar dan moest er een rok overheen. En veel vrouwen droegen op zondag, als ze naar de kerk gingen, iets op het hoofd. Meestal een hoed.’

Vasten en varkensvlees
‘Eind jaren zestig kwam ik in aanraking met moslims en ik was erg onder de indruk van hun vasten in de Ramadan. Ik ben dat direct gaan overnemen, omdat ik het een fijne manier vond om mijn solidariteit met de hongerigen in de derde wereld te belijden. In 1973 ben ik Arabisch gaan studeren en in 1974 heb ik mijn Marokkaanse man ontmoet. Ik was nog lang geen moslim, maar ik vastte wel, had inmiddels een vaste relatie met mijn man en alcohol en varkensvlees kwam bij ons het huis niet in. Al snel sprak ik min of meer vloeiend Marokkaans en Egyptisch Arabisch, en ook een beetje Thamazight, de berbertaal van het Rifgebergte.’

Mijn bekenning
‘Vanaf ongeveer 1982 besloot ik om te gaan bidden en mij tot de islam te bekennen. Voor de meeste moslims en ook in de cultuur van mijn man en zijn familie, hoort daar ook bij dat een vrouw een hoofddoek draagt. Maar dat is natuurlijk wel een grote stap, want daarmee maak je aan de hele wereld om je heen bekend dat je moslim bent. Op dat moment deed ik onderzoek aan de universiteit naar onderwijs in de Arabische taal en cultuur aan Marokkaanse kinderen in Nederland. Ik had van een Marokkaanse vrouw een hoofddoek gekregen, die ik erg mooi vond met blauw en zilver bewerkt, en die ook wel leek op de Arafatdoek, die in de 70er jaren in Amsterdam door studenten werd gedragen.’

Moslim, en dan?
‘Deze hoofddoek ben ik toen ’s winters gaan dragen. Mijn reden was tweeledig. Enerzijds omdat ik als moslima best een hoofddoek wilde dragen en anderzijds omdat ik door mijn onderzoek veel in aanraking kwam met leraren die zich arrogant en laatdunkend uitlieten over de cultuur en religie van de Marokkaanse leerlingen, terwijl ik me inmiddels in de Marokkaanse cultuur als een vis in het water voelde. Dat stak mij. Het dragen van de hoofddoek was toen een manier om mijn solidariteit met de Marokkaanse vrouwen in Nederland te betuigen en ook iets van rebellie tegen de laatdunkendheid en arrogantie van veel Nederlanders tegenover de Arabische cultuur en de islam. Het dragen van de hoofddoek was voor mij toen een statement: ‘Zo en nu ben ik moslim en dan ….. ?’’

Mao-pakjes
‘Sindsdien is de hoofddoek niet meer afgegaan. Later werd ik verslingerd aan de Pakistaanse moslimkleding. Een broekpak met een wat lang jasje en een hoofddoek. Fijne, praktische kleding, die mij een groot gevoel van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen geeft. Ze lijken een beetje op de mao-pakjes, die ook bedoeld waren om het verschil in status, rijk en arm, man en vrouw weg te nemen.’

‘Nu zou het minstens evenveel commotie geven als ik mijn hoofddoek na 25 jaar weer af zou leggen. Dit doe ik daarom voorlopig ook maar niet. Hoewel mijn man soms zegt dat ik dat vanwege mijn leeftijd gerust kan doen: ‘En voor vrouwen die op leeftijd zijn en niet meer verwachten te trouwen is het geen overtreding als zij hun kleren afleggen zonder met hun schoonheid te koop te lopen.’ Dat staat in de Koran, Soerat 24 vers 60.’

De echte hijaab zit in het hart
‘Bij kleding gaat het niet alleen om materiële bescherming en bedekking, maar ook om spirituele bedekking. De echte hijaab, bedekking, gordijn, afscheiding, van de vrouw zit in het hart. Dan gaat het om de overtuiging om het goede te doen, het verafschuwde te verbieden en te gaan op de weg, die God voor ons heeft bestemd.’


Annego: Hand in eigen boezem

Over dilemma’s van vrijheid en fatsoen
Gaat het bij kleding en uiterlijk alleen om de moslima’s en de joodse vrouwen? Hebben de christelijke vrouwen daar dan niets over te zeggen? Een goede maar ook lastige vraag….

‘Wat zie je er leuk uit! En wat staat die roze pet je goed!’ Dat mag ik graag horen. Ik doe er mijn best ook voor, met mijn oorknoppen en kleurige kleren. Vlot maar niet te jeugdig, niet te wulps maar ook niet te preuts. En ik mag dat van mijzelf. Ik mag de natuur een handje helpen. Ik mag er zijn en ik mag gezien worden. Veel ‘mogen’ en weinig ‘moeten’. Maar het blijft lastig, en gek eigenlijk dat we het er zo weinig over hebben. Terwijl ons uiterlijk bepaalt hoe we gezien willen worden. En dat roept bij mij ook heel veel vragen op.

Zomaar een paar beelden op mijn Hollandse protestants-christelijke netvlies:
Het is in de begintijd van de vrouwen-emancipatiebeweging in de 70er jaren van de vorige eeuw, de tijd van de bewustwordings-cursussen, de vrouwenpraatgroepen, de vrouwencafé’s en de vrouwen-hulpverlening, de tijd van de Dolle Mina’s. Op de VOScursus (Vrouwen Orienteren zich in de Samenleving) die ik geef in de provincie zitten 12 vrouwen. Ze hebben zich netjes aangekleed voor de cursus. Sommigen zijn naar de kapper geweest. De vrouw die de inleiding houdt doet dat uitstekend, het is een wervend verhaal over het belang van vrijheid van vrouwen. Maar niemand hoort wat ze zegt. Alle ogen zijn gericht op haar zware borsten die in het bhloze T-shirt bungelen. Ook ik weet niet wat ik moet doen, ik ben net zo afgeleid als de andere vrouwen.

Ergens in diezelfde periode zit ik in de trein tegenover een persoon waarvan ik niet weet of het een vrouw is of een man. Zij/hij draagt kleren die dat niet duidelijk maken. Ook aan het uiterlijk is het niet te zien. En ik ben er door verward, het ergert me. Waarom?

Een recenter beeld: ik zie op straat een mooie jonge meid lopen. Ik weet dat zij een moslima is want ze draagt een hoofddoek. Daaronder een strak naveltruitje waarin haar fiere borsten net nog te onderscheiden zijn. Ik kijk uit mijn ooghoeken nog even naar haar, maar ze is kwiek weg gestapt op haar stiletto’s. Ik schud mijn hoofd en denk: welke boodschap straal je nu uit naar ieder die jou zo ziet? Naar mij?

Paulus
Een beeld van langer geleden. ‘Kind’ zegt mijn moeder ‘mannen hebben nu eenmaal hun behoeftes, jij moet de wijste zijn’. Ik ben zeventien en doe aarzelend stappen op het liefdespad. Ik word niet streng christelijk opgevoed, maar dat fatsoen en Gods wil iets met elkaar te maken hebben, dat is wel duidelijk. Dat geldt zeker voor vrouwen. ‘Wie mooi wil zijn moet pijn lijden…’. Zegt Paulus niet in één van zijn brieven in het nieuwe/tweede testament: ‘Iedere vrouw die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd schande aan want zij staat gelijk met één die kaalgeschoren is. Want indien een vrouw zich het hoofd niet dekt, moet zij zich ook maar het haar laten afknippen’ (1 Cor. 11, NBG-vertaling).

Ook al dateren die brieven uit de eerste eeuw na Christus, ze zijn nog steeds van invloed op het gevoel bij veel vrouwen die opgevoed zijn in de christelijke traditie van wat fatsoenlijk is, van wat ‘hoort’ en wat niet. Ons hoofd bedekken doen we al lang niet meer; vroeger was dat wel gebruikelijk in de kerk, en in sommige streken ‘hoort’ dat nog steeds. Maar dat ik als meisje en vrouw kuiser moet zijn dan de jongens, dat wist ik zeker. ‘Doe je beentjes bij elkaar’ zei mijn moeder vroeger al toen ik klein was. Vind ik daarom die gleuven in de boezems, ook bij de vrouwen die ik goed ken zo verwarrend? Ik vind het lastig om er niet steeds naar te kijken. Of is het juist de bedoeling dat ik en anderen er wel naar kijken? En waarom dan?

Alle kleding, alle uiterlijkheden zijn even zovele (onbewuste) boodschappen naar anderen toe.
Vroeger waren die boodschappen duidelijker dan nu: bepaalde kleding hoorde bij bepaalde beroepen, seksen, klassen, leeftijden. Nu is dat vrijgegeven lijkt het wel. Alles mag, alles kan.
Maar is dat zo? Zijn er geen normen, geen regels, geen gezamenlijke afspraken meer?
Natuurlijk wel! En misschien zijn ze nog wel dwingender dan vroeger. De mode schrijft ons voor wat we ‘moeten’ of ‘mogen’ dragen om erbij te horen. Bij wie? Bij de groepen, de sociale systemen waar mee om willen gaan, of waar we al bij horen. Door wie we gewaardeerd willen worden. Geen puber die dat niet weet en er mee tobt.

‘Oma, wil je mijn nagels lakken?’ Mijn kleindochter van vier weet al heel goed hoe ze zich mooi kan maken. Zij leert zich al te versieren, – om later versierd te worden…. En doe er van harte aan mee. Wel je beentjes bij elkaar houden.